Het wetsontwerp van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens staatssecretaris Weekers (Financiën) is voor advies naar de Raad van State gestuurd en wordt openbaar na indiening bij de Tweede Kamer.
De snellere verhoging van de AOW-leeftijd is het gevolg van afspraken die het kabinet met de Tweede Kamerfracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie heeft gemaakt in het begrotingsakkoord 2013. De extra bezuinigingen zijn nodig om de sterk verslechterde toestand van de overheidsfinanciën verder te verbeteren.
De AOW-leeftijd gaat in de loop van de jaren telkens op 1 januari omhoog, met steeds grotere stappen. Onderstaande tabel geeft het effect van de verhoging op de AOW-leeftijd tot 2019 aan:
2013
1 mnd 65 + 1 mnd |
2014
1 mnd 65 + 2 mnd |
2015
1 mnd 65 + 3 mnd |
2016
2 mnd 65 + 5 mnd |
2017
2 mnd 65 + 7 mnd |
2018
2 mnd 65 + 9 mnd |
2019
3 mnd 66 jaar |
De verhoging van de AOW-leeftijd wordt geleidelijk ingevoerd om mensen die dicht tegen hun pensioen aan zitten tegemoet te komen. Daarnaast komen er overgangsmaatregelen voor mensen die weinig mogelijkheden hebben om het verlies aan inkomen te compenseren. Zo kunnen AOW’ers een voorschot krijgen om een eventueel inkomensgat te overbruggen. Bij een voorschot van 3 maanden moet dat wel binnen maximaal 1,5 jaar worden terugbetaald. Verder kunnen mensen een beroep doen op de (bijzondere) bijstand als ze onder het sociaal minimum dreigen te komen. De uitvoerders van de AOW (SVB) en de bijstand (gemeenten) worden gevraagd hier extra op te letten. Ook zal de AOW-partnertoeslag, die in 2015 verdwijnt, enkele maanden langer doorlopen. Dat geldt alleen voor de mensen die mogelijk door de eerdere verhoging van de AOW-leeftijd opeens niet meer de partnertoeslag ontvangen en daar wel op gerekend hebben.
Verhoging van de AOW-leeftijd past bij de ontwikkeling dat mensen langer leven, langer gezond blijven en dus langer door kunnen werken. Dat zorgt ervoor dat de AOW ook voor toekomstige generaties betaalbaar blijft. De kosten zouden anders naar verwachting oplopen van de huidige 30 miljard euro tot ongeveer 50 miljard euro in 2040.
Gevolgen voor pensioenakkoord 2011
Met het naar voren halen van de verhoging van de AOW-leeftijd vervalt een aantal maatregelen uit het pensioenakkoord dat het kabinet in juni 2011 met sociale partners had gesloten. Dit betreft onder meer de mogelijkheid om de AOW flexibel op te nemen, de verlenging van de overbruggingsuitkering IOW en de extra verhoging van het AOW-bedrag. Minister Kamp heeft de Stichting van de Arbeid – het landelijk overlegorgaan van werkgevers en werknemers – hierover vandaag schriftelijk geinformeerd.
Het kabinet schaft ook de werkbonussen voor werknemers en werkgevers af. De nieuwe mobiliteitsbonus voor 55-plussers – onderdeel van het Vitaliteitspakket – wordt niet ingevoerd. Wel wordt de mobiliteitsbonus voor werkgevers, die uitkeringsontvangers vanaf 50 jaar in dienst nemen, verhoogd van 6.500 naar 7.000 euro per jaar. Deze bonus geldt voor maximaal drie jaar.
Minister Kamp: “Iedereen kan zien dat de overheidsfinanciën er nog slechter voor staan dan we eerder dachten. Daarom zijn snel extra maatregelen nodig. De problemen zijn omvangrijk en acuut, zodat van iedereen een bijdrage moet worden gevraagd. Die bijdrage moet op korte termijn worden gegeven om het begrotingstekort snel terug te brengen. Wachten tot 2020 kunnen we ons niet meer veroorloven.“
Het pensioenakkoord bevatte ook afspraken over het aanvullend pensioen. Minister Kamp biedt de Tweede Kamer op korte termijn een hoofdlijnennotitie aan over het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) met de nieuwe regels voor de aanvullende pensioenen.
Witteveenkader aangepast
De fiscale regels voor het aanvullend pensioen (Witteveenkader) worden als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd ook gewijzigd. De pensioenleeftijd – waarmee gerekend wordt – gaat naar 67 jaar in 2014. De opbouwpercentages – de jaarlijkse stapjes waarmee iemand aanvullend pensioen opbouwt – gaan in 2014 van jaarlijks 2 naar 1,9 procent (eindloonregelingen) of van 2,25 naar 2,15 procent (middelloonregelingen). Dit levert de overheid vanaf 2014 structureel € 700 miljoen per jaar aan extra belastinginkomsten op. Opgebouwde pensioenrechten blijven intact. Vanaf 2014 gaat het nieuwe regime in. Werkenden die zijn aangesloten bij een pensioenfonds bouwen vanaf dat moment jaarlijks minder nieuwe rechten op.